Een centrale rol in de Traditionele Chinese Geneeskunde (TCG) wordt gespeeld door de levensenergie "Qi", die in beweging wordt gehouden door de twee levenskrachten Yin en Yang. Volgens de TCM voelen we ons gezond wanneer Yin en Yang in evenwicht zijn. Als de energiestroom verstoord raakt, bijvoorbeeld door omgevingsfactoren zoals kou, warmte, tocht, ongezonde voeding, emotionele stress of overbelasting, kunnen er volgens de TCM gezondheidsproblemen ontstaan. Onder de medicinale planten (volgens de TCM) zijn medicinale paddenstoelen van bijzonder belang, omdat ze al duizenden jaren in de TCM worden gebruikt. De oudste officiële lijst van medicinale stoffen, daterend uit de 29e eeuw voor Christus, bevat verschillende paddenstoelsoorten die toen al voor therapeutische doeleinden werden gebruikt.
Ook hier is er een sterke parallel met Ayurveda – beide systemen zien voeding als medicijn. Verschillen worden echter duidelijk in de details: terwijl in Ayurveda een op iemands constitutie afgestemd dieet cruciaal is voor het in balans brengen van de dosha's, draait in de Traditionele Chinese Geneeskunde (TCG) alles om energiestromen. TCM gaat ervan uit dat voeding een energetisch effect kan hebben: sommige voedingsmiddelen hebben een verkoelend effect (bijvoorbeeld yoghurt), andere een verwarmend effect (bijvoorbeeld chili); sommige voedingsmiddelen verlagen de Qi, andere verhogen deze.